Prevalentie

De prevalentie van neonataal gehoorverlies bedraagt tussen 1 en 4 ‰ van de algemene bevolking, naargelang de studies en de door de auteurs gehanteerde definitie van doofheid. Ernstig tot diep bilateraal gehoorverlies treft 1 boorling op 1000. Indien we rekening houden met alle vormen van slechthorendheid, bereikt de prevalentie 4‰.

Deze cijfers gelden voor kinderen zonder risicofactoren. Wanneer een of meerdere risicofactoren aanwezig zijn, ligt de prevalentie 10 maal hoger.

Het belang van een vroegtijdige diagnose

De vroegtijdige aanpak van gehoorstoornissen conditioneert de ontwikkeling van de taal- en de communicatievaardigheden van het kind, zijn sociale en cognitieve ontwikkeling en dus zijn levenskwaliteit. Omdat gehoorverlies niet zichtbaar is, kan men enkel via neonatale screening vroegtijdig vaststellen welke kinderen getroffen zijn. Zonder systematische screening varieert de leeftijd waarop de diagnose gesteld wordt – afhankelijk van de mate van gehoorverlies - van 18 tot 30 maanden. Dat is na de periode waarin het kind de taalvaardigheden verwerft.

In de wetenschap dat het vroegtijdig stimuleren van de gehoorcentra in de hersenen een voorwaarde is voor hun ontwikkeling en dat de neuroplasticiteit optimaal is in het eerste levensjaar, is het aanbevolen om:

te screenen voor het kind 1 maand oud is, de diagnose te stellen voor het 3 maanden oud is, de behandeling te starten voor het 6 maanden oud is.

Aanbevolen screeningmethode

De aanbevolen techniek om boorlingen zonder risicofactoren te testen, is de OAE-test (Otoacoustic Emissions). Deze test wordt uitgevoerd in de materniteit op de eerste levensdag. De gehoortest is eenvoudig uit te voeren, vereist weinig verbruiksartikelen en levert onmiddellijk resultaat op: PASS (het oor hoort goed) of REFER (onbeslist, nieuwe test nodig).

Het aantal gevallen van REFER bedraagt 5 tot 20% bij tests uitgevoerd in de eerste 24 uur. Dit kan verklaard worden door de aanwezigheid van vocht in het middenoor of van vernix in de uitwendige gehoorgang. Bij een REFER ondergaat het kind een tweede test voor het de kraamkliniek verlaat.

Aangezien bij een OAE de neurosensorische paden niet getest worden, is de test niet wordt aanbevolen bij aanwezigheid van risicofactoren voor gehoorverlies.

Daarom voorziet het protocol twee trajecten naargelang er al dan niet risicofactoren aanwezig zijn:

  • Een screeningtraject voor kinderen zonder risicofactoren (OEA-test in materniteit))
  • Een diagnosetraject voor de kinderen met risicofactoren (meteen doorverwezen naar KNO-specialist)